Eduard de Grote.

Alles moet maar groot bij jou.
Je huis is zo groot dat er zelfs ruimte voor je schoonmoeder is. Dan is het groot.
Je tuin is zo groot dat als een rondje wil maken,
je beslist brood voor onderweg dient mee te nemen.
Je auto, gelijk een touringcar, en menigmaal heb ik de neiging gehad om er een grote sticker van Oad reizen op te plakken.
Je piemel? Ja, daar gaan de wildste verhalen van in de rondte, maar dat kan ik niet bevestigen, dus dat terzijde.
Je vrouw Carry, ik bedoel als Hans en ik het vijftien jaar met je uithouden oke, maar zij is al twintig jaar met je getrouwd. Dat noem ik groots.
Je toewijding in je werk, je eeuwige vriendschap,
je onbegrensde vertrouwen als die eenmaal bij je gewonnen is.
Alles moet maar groot bij jou.
Je grootse plannen op het podium, of bij een nieuw nummer, die wij godzijdank nog altijd de kop in kunnen drukken.
Je basinstallatie, waar je makkelijk de Ahoi mee kan voorzien, waar je ongewild menig meisje haar eerste orgasme mee hebt bezorgd.
Groot groter groots.
En dat terwijl jezelf maar zo’n dun spichtig manneke bent.
Mede daarom snappen wij van de band er dan ook geen mallemoer van, dat je altijd met zo’n miezerig basje aan komt draven.
Zo’n groots man als jij verdient toch wel wat meer hout, gelijk van waar jezelf gesneden bent.
Want bij een Groots man behoort een grote Bass

De drummer heeft altijd de grootste bek.
De zanger wil altijd de grootste aandacht.
De pianist de grootste akkoorden.
De gitarist zwelgt in zijn solo, spontaan bedacht.
En de bassist, die staat daar stil in een hoekje,
stiekem poepjes te laten, en denkt.
Ach, lul maar raak, ik heb toch de grootste.