Het moest verboden worden.

Soms wil je bepaalde informatie helemaal niet weten.
Of, als je er eens goed over nagedacht had, had je het zelf wel kunnen verzinnen dat ganzendons niet aan een struik groeit. Maar dat het op zo’n bizarre manier via Polen en Bulgarije in ons dekbedje terecht kwam, had ik ook niet voor mogelijk gehouden.
Op een zeer onhumane wijze worden deze vladderaars ontdaan van hun veren, gelijk een zak piepkuikens door de takkenversnipperaar.
‘Alleen als ze in de rui zijn.’ Zegt men.
Me reet, geen enkel beest is vier keer per jaar in de rui.
Met amateuristische dicht genaaide nekjes mogen ze kaal geplukt wachten op de volgende oogst.
Kijk maar naar Vroege vogels bij uitzending gemist als je even flink over je huig wil gaan.
Daar denk je toch niet aan als je ze in een V vorm over je hoofd hoort scheren. Die arme Gijs Gans vrolijk, een beetje bezwipst van de anijsmelk door Bommelstad ziet waggelen. Of als ze met honderden tegelijk aan het snacken zijn op het weiland achter mijn huis.
Walgelijk en om te kotsen is het.
Ik koop nooit, maar dan ook nooit meer iets van dons, al is het maar één enkele veer. We gaan weer terug naar de oeroude deken. Ondertussen ben ik wollen ondergoed voor de nacht aan het breien. En ga vanavond nog op pad om een hele dikke vrouw te versieren. Met enorme borsten, cup G. Voor minder doe ik het niet.
Zo komen we warm en met iets minder gewetenswroeging de winter wel door.
En anders koop ik wel mijn eigen Pino.