JE BENT

Je bent de storm in m’n hoofd die maar doorraast
De maan die altijd vol is
Een zwoele zomeravond
De zon die nimmer onder gaat.

Je bent ’t vuur wat maar niet wil doven
De kaars die eeuwig brandt
Een bloem die blijft bloeien
De nacht vol met prachtige dromen.

Je bent een ster zo hoog en ver van mij vandaan
Uren kan ik naar je kijken vol van verlangen
Hoe helder je schijnt en hoe duister je bent
Je bent ’t mooist wat me is overkomen in m’n bestaan.