Pleinfeest.

Het was net of dat ik naar Koninginnendag in de
hoofdstad zat te kijken. Een stad overspoeld door provinciaaltjes, geen stadsmens te zien, die kijken wel uit om zich onder het gepeupel te bevinden.
Er werd gedanst en gehost op de muziek uit slechte installaties. De uniformen stonden geamuseerd aan de kant uit hun grote neuzen te vreten.
Er werd ouderwets kaatskeien gooien gespeeld.
Iets verderop kon je trekmanvanhetpaard spelen, de gene die hem er het eerst af had mocht er mee doen wat hij wou, maar onbaatzuchtig als de Egyptenaren zijn, werd deze meestal met iedereen gedeeld.
Aan de andere kant van het plein kon je naar een heuse kamelenrace kijken.
Het leuke hierbij was dat er geen vast pacours was. Wij vinden dat misschien een beetje raar, maar een Egyptenaar houd er niet van om tussen hekjes geplaatst te worden.
Toen de duisternis in viel ging het pas echt los. Een zee van vuur verspreidde zich over het plein. Overal kwam het vandaan. De mooiste vond ik die, die van de daken werden gegooid en te pletter vielen net voor de voet van de een of ander.
Ik ga het liedje, Walk like an Egypyian, de rest van mijn leven heel anders zien.
En dit alles om net als bij ons, te vieren dat er iemand veels te lang op de zelfde stoel zit.
Het zal er nog om hangen wie er het eerste oprot.
Wat mij betreft mogen ze hand in hand.
Er komt nog een liedje in me hoofd.
One step beyond, Tata Thaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa.