Mijn naam is.

Even voorstellen, mijn naam is Diesel, al noemt mijn baas mij vaak bosmongool, of graafmachine. En sinds kort heb ik de naam Diesel van den Hoogenband erbij.
Wat mijn baas erg amusant vind, maar waar ik totaal de humor niet van in zie.
Maar goed, hij ligt kwijlend en snotterend, kreunend en steunend op de bank een beetje zielig te doen. Kijkt lodderig uit zijn ogen, en het ergste van alles, het uitlaten schiet er behoorlijk bij in. Oke, ik heb dan nu wel eindelijk eens beschikking over de Pc zodat ik mijn ongenoegen ook eens van mij af kan pennen, maar liep toch liever in het bos.
Sinds kort heb ik er een baas bij, niks mis mee. Eigenlijk is deze nieuwe baas veel liever, en vreemd genoeg is de ouwe baas er behoorlijk van opgeknapt, al zou je dat niet zeggen als je hem daar zo op de bank zag liggen.
‘Baasie is een beetje ziek Diesel.’ Ja het zal wel, ik weet niet wat hij bedoeld, maar waarom moet hij dat zo zielig zeggen? Praat gewoon man.
Het fijne van twee baasjes hebben is dat je weer eens ergens anders komt.
Zo gingen wij van de week naar Den Haag waar de nieuwe baas een afspraak had met een ander mens, een bespreking over dat zij ontbeten had met appeltaart of zoiets.
Het was mooi weer en de baas had een mooi parkeerplekje gevonden.
Terwijl de nieuwe baas op pad ging, liet de ouwe baas mij eruit, en wees mij op een mooi muurtje waar die waarschijnlijk weer zo’n brandend stink ding op zou gaan roken.
Ik kon mijn lol niet op, want achter het muurtje lag een pracht van een bos.
Ik nam een sprint, ik was niet meer te houwen, wat een onverwachts genoegen.
Het muurtje van pak weg een halve meter hoog was een prima springplank voor het bos.
Ik zette aan, met al mijn kracht en zaligheid. En was in gedachten al in dat prachtige bos met al zijn nieuwe geurtjes en een weldaad aan stokken.
Als een Salinero nam ik de kleine hindernis en……
Donderstraalde twee en een halve meter naar beneden in de sloot. Koppie onder.
Ja, ik hoorde mijn baas wel NEEEE schreeuwen, maar veels te laat natuurlijk.
Die had ik ff verkeerd ingeschat, proestend kwam ik boven en zag mijn baas onthutst kijkend of dat ze zojuist zijn kluif hadden gestolen.
‘Zwemmen Diesel, zwemmen. Naar de overkant, hup je kan het.’
Ja, wat dacht die dan, dat ik tegen die muur van twee meter op kon klimmen.
Mijn baas bleef maar schreeuwen die ouwe paniekzaaier, wie lag hier nou verdomme in het water, hij of ik.
‘Goedzo Diesel, klim de kant maar op.’ Tuurlijk, had mijn baas ook in de gaten dat mijn kloten achter de schoeiing bleven hangen? Eenmaal op de kant schudde ik mij eens hevig uit, en vond mezelf wel een hele stoere hond na zo’n hachelijk avontuur.
Wat liep de baas nou weer te blèren? O, ik moet zitten en wachten, nou vooruit maar weer.
Na een hele poos zie ik hem met zijn tong op zijn schoenen eindelijk verschijnen. Hij moest een stukje omlopen, tja, hij had toch ook door de sloot kunnen gaan.
En ja, ik had hem wel horen roepen aan t begin van het bos, maar ik moest toch wachten.
Enfin, nu konden we eindelijk in het bos spelen. Moest trouwens behoorlijk poepen ook, zal wel van angst zijn geweest, want normaal heb ik daar een vaste tijd voor, net als de baas.
Nou van langdurig spelen kwam het niet, want we moesten weer naar de auto wachten op de nieuwe baas. Ah, daar was dat muurtje weer, maar mijn enthousiasme was verdwenen.
Toen de nieuwe baas terug kwam, moest mijn snoekduik met dubbele flikflak natuurlijk breed uitgemeten worden. En wat hadden ze een lol die twee. Ja, dacht ik, je had net de paniek op zijn smoel eens moeten zien, en nou mij uitlachen, grrrrrrr.
Nou, sindsdien word ik Diesel van den Hoogenband genoemd.
Wat een leven.