Schrijvers blues.

Het schrijvervak is een mooi, maar uiterst moeizaam beroep. Alles moet kloppen tot in het kleinste details aan toe. Eenzaam ook, geen mens veel ik om mij heen tijdens het schrijven.
Als ik een golf van inspiratie voel opkomen moet ik snel handelen.
Staat de wijn koud? Check
Heb ik peuken genoeg? Check
Branden de geurkaarsjes? Check
Zachtjes klassieken muziek op de achtergrond? Check
Ik vertel aan mijn vriendin dat de appeltaart in Moergestel, die alom geroemd word, in de aanbieding is. Waarop ze terstond op de fiets vertrekt om deze lekkernij te scoren.
Wat mij bij gunstige wind toch al snel een uur of vier rust geeft.
Staat de laptop al aan? Check
De luxaflex naar beneden zodat ik niet afgeleid word door langslopende zwaar opgemaakte ver over de houdbaarheidsdatum heen zijnde dames die hun al even lachwekende schophondjes aan het uit laten zijn.
Ik lees waar ik gebleven was, verbeter hier en daar wat. En net als ik aan het nieuwe wil beginnen gaat de telefoon.
Kut, die had ik uit moeten zetten.
‘Ja met Trix, stoor ik?
‘Nee hoor Trix ik kan je prima horen.’
Vijf minuten later hang ik op, en zet hem meteen op stil.
Zo, waar was ik?
Een eerste regel waar ik het bij voorbaat al niet mee eens ben staat op de display.
Wat is dat voor geluid? Fuck, Diesel staat met gekruiste poten angstvallig met waterige ogen trappelend van ongeduld naar mij te kijken. Snel trek ik mijn schoenen aan om Diesel en mijzelf van een hoop ellende te besparen.
Eenmaal terug druk ik opnieuw op de cd speler. Schenk een wijntje in, steek een peuk op.
Geniet heel even van de rust, en begin weer waar ik gebleven was.
Van wat eens een golf was, is amper een rimpel over gebleven.
Is dat geurkaarsje van slag? Liet Diesel een klein maar gemeen zoevertje? Was ik het misschien zelf? Maar ik ruik poep.
Tuurlijk gloeiende gloeiende, stront onder mijn schoen. Schoenen uit, schoonmaken en opgelost. Maar die geur blijft maar in je neus hangen.
Ik doe nog een laatste poging na een ferme slok wijn, en zet zowaar drie regels achter elkaar neer. Schrap er meteen weer een, en worstel zo nog even door.
Diesel slaat aan als er een sleutel in het slot word gestoken. Mijn vriendin komt thuis van een bare tocht, en het schrijven is over.
Wat vliegt de tijd toch als je het naar je zin hebt.
‘Lekker, appeltaart.’ Zeg ik tegen mijn lief, die verwoestend uithaalt naar mijn slechte oog.
‘Ik ruik stront, en nergens geen appeltaart te vinden in Moergestel ershol.’
Na een paar uur, als de lucht weer wat geklaard is, vertelt ze honderd uit over de tocht, en ik krijg alweer nieuwe inspiratie.
Ik kijk of de checklist nog in orde is, en laat terloops weten aan mijn vriendin dat de jenever wel heel erg goedkoop is in dat ene winkeltje daar in Koog a/d Zaan.
Even zie ik vertwijfeling in haar ogen, het volgende moment zie ik niets meer dan sterretjes. Mijn goeie oog zit ook volkomen dicht.
Morgen maar een nieuwe poging, heb trouwens toch geen zicht meer.
Ja het schrijven is een mooi, maar een uiterst moeizaam beroep.