De Dwarsfluit.

logo

De Dwarsfluit.
 
In de tijd dat ik geen nagel had om aan mijn kont te krabben, verhuurde ik mijn
lichaam nog wel eens. Als een hormonale tijdbom kon ik er met gemak drie op een
dag snuiten in die tijd.
Maar – toen ook al niet moeders mooiste – bleven de oude afgelikte boterhammen en
treurige types voor mij over. Ook niet de best betalende, zeg maar.
Zo kwam ik op een keer bij Bertien om de oude schoorsteen eens flink te ragen. Ik kan
u zegen dat er flink wat spuug aan te pas moest komen om hier een soepele doorgang
te verkrijgen. Het leek wel rivierklei dat iets te lang op het droge had gelegen en het
rook een beetje naar verschaald Brand-bier. Dit alles was nog tot daar aan toe, maar
het mens bleef ondertussen maar op de dwarsfluit blazen met haar getuite lipjes. Of ik
nu lieflijke stootjes gaf, of keihard pompte; het blazen ging onvermoeibaar door.
Soms vals, iets later weer schril en af en toe ijzingwekkend. Ik was dan ook blij dat de
klus na een dikke twee uur geklaard was. Het begon bijna op werken te lijken op deze
manier. Bij het afrekenen deed zij verbaasd haar hand voor haar mond terwijl zij in
een lege knip keek. Nu, in deze tijd, kom je daar niet meer mee weg, maar toen – in het
gulden-tijdperk – had je serieus een probleem.
“Ik kan het je volgende keer wel dubbel betalen.”
Ja, dat begrijp ik, droge gravelbaan, maar mij ga jij niet meer zien,’ dacht ik meteen.
Ik greep haar dwarsfluit, wetende dat dit van veel waarde voor haar was, zei dat ze
hem, als ze betaald had, weer terug zou krijgen en liep de deur uit.
Het waren niet alleen scheldwoorden die mijn oren teisterden; ook vloog er een brok
hout rakelings langs mijn hoofd. Ik raapte het op om het terug te gooien, maar zag
toen dat het een fraai stukje hout was. Die nam ik dus ook maar mee.
Jaren heeft het allemaal in een doos op zolder gestaan, maar de schuld is nimmer
ingelost.
Nu mogen ze samen als lamp verder door het leven.