Midzomernacht.

Het is midzomernacht, de wind is fluisterstil.
De vette kikkers kwaken luidruchtig op hun eigen dril.
Het vuurtje knettert zachtjes, de zoete wijn smaakt vol en zwoel.
Ik zeg. ‘Ik hou van jou.’ Jij zegt. ‘Hou toch je smoel.’

Het is midzomernacht, de wind wakkert aan.
Ik hoor gerommel en gedonder hier ergens ver vandaan.
Het vuur laait op, de wijn valt mij zwaar.
Terwijl zij vraagt, waarom dan? Onthoud ik mij van commentaar.

Het is midzomernacht, de wind brengt koude nevel aan land.
Een bliksem slaat in, een hooiberg vliegt in brand.
Enkel as en vette rook, een lege fles een schrale dop.
En ik denk, wanneer sodemietert zij nou eens op.

Het is midzomernacht, de rust is weer wedergekeerd.
Ik zou mij kunnen afvragen, wat doe ik toch verkeerd?
Maar ik open liever een nieuwe fles en maak de avond blauw.
Terwijl de kikkers vrolijk kwaken, maar wij wel van jou.